-
1 cloak
n. keep; lange mantel; gecamoufleerd--------v. bedekken, overdekkencloak1[ klook] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 omhulling ⇒ bedekking, laag♦voorbeelden:————————cloak2〈 werkwoord〉2 verhullen ⇒ omhullen, verbergen, vermommen♦voorbeelden: -
2 anziehen
anziehenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:3 um das Doppelte anziehen • met het dubbele oplopen, verdubbelen4 Aktien, Börsenkurse ziehen an • aandelen, beurskoersen trekken aanII 〈 overgankelijk werkwoord〉6 aantrekken ⇒ (aan)spannen, aanhalen♦voorbeelden:3 die Beine, Knie anziehen • zijn benen, knieën optrekkenBesucher, Käufer anziehen • bezoekers, kopers aantrekken -
3 jas
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский